Beginsel 1

Zet het belang van het kind voorop bij het ontwerp

Terug naar overzicht

Toelichting

Bij alle digitale activiteiten met een impact op individuele kinderen, groepen kinderen of kinderen in het algemeen, staat het belang van het kind voorop. Bij de uitleg van alle beginselen in de code – en daarmee alle aspecten van het ontwerp – is het belang van het kind dus het leidende beginsel. Het beginsel beoogt zo bij te dragen aan het volledig en effectief waarborgen van de fundamentele rechten van kinderen. Het belang van het kind staat daarmee niet op zich, maar moet je in het licht zien van alle relevante rechten van het kind in een concrete situatie. In de meest brede zin houdt het belang van het kind in dat activiteiten die een impact hebben op kinderen het welzijn en de ontwikkeling van het kind moeten waarborgen.

Digitale technologie kan een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een kind, bijvoorbeeld door het faciliteren van sociale interactie of het stimuleren van creativiteit. De praktijk wijst echter uit dat in het ontwerp van technologieën vaak keuzes worden gemaakt die niet in het belang zijn van kinderen zijn of die zelfs schadelijk voor hen kunnen zijn. Het is dan ook niet voldoende om enkel schade of negatieve consequenties voor kinderen te voorkomen. Het belang van het kind betekent ook dat het kind een even ‘rijke’ online ervaring moet kunnen hebben als een volwassene. Je mag als kind niet zomaar uitgesloten of een bepaalde ervaring ontnomen worden.

Het belang van het kind is een voortdurend punt van aandacht bij het ontwerp en gebruik van een digitale dienst, vanaf het moment dat een start wordt gemaakt met de uitwerking van het idee en gedurende de gehele levenscyclus van de digitale dienst.

Implementatie

Ga ervan uit dat een digitale dienst die mogelijk door kinderen wordt gebruikt, rekening moet houden met het belang van het kind en alle overige beginselen in deze code. Ga er ook van uit dat je – ongeacht een leeftijdsgrens die bijvoorbeeld in de servicevoorwaarden wordt genoemd – maatregelen moet nemen om hun belangen te waarborgen als er geen adequate leeftijdsverificatie is.   

Voorafgaand aan het ontwerp van digitale diensten moet je de belangen van kinderen in kaart brengen en afwegen tegen andere belangen, waaronder belangen van andere kinderen, ouders en bedrijven zelf. Het belang van het kind is ook een eerste overweging ten opzichte van het commerciële belang dat een bedrijf heeft bij het aanbieden van een digitale dienst. Dat betekent niet dat een digitale dienst geen commercieel belang mag nastreven, maar in de belangenafweging wordt nadrukkelijk verantwoord dat het belang van het kind een eerste overweging is. Bij de belangenafweging wordt rekening gehouden met de verschillende stadia van ontwikkeling van kinderen op basis van hun leeftijd en sociale, mentale en cognitieve ontwikkeling. Concreet bestaat de belangenafweging en de implementatie van het belang van het kind-beginsel voorafgaand aan de ontwikkeling van een digitale dienst uit twee fasen. We noemen deze exercitie een kind-impact-assessment. Bij het kind-impact-assessment wordt een team van belanghebbenden en deskundigen betrokken die meedenken of besluiten over allerlei aspecten van de dienst, denk daarbij aan ontwerpers, ontwikkelaars, investeerders, privacy-officers, marketeers, (bedrijfs-)juristen en, waar mogelijk, kinderen zelf.

Fase 1: evaluatiefase

In deze fase worden alle factoren die relevant zijn in het licht van het belang van het kind in kaart gebracht en geëvalueerd. Daarbij wordt rekening gehouden met de leeftijd van het kind (zie ook de pagina meer informatie over de ontwikkelfasen van een kind of beginsel 3 voor manieren voor het nagaan van leeftijd van een gebruiker). 

Relevante factoren zijn onder meer: 

(a) mogelijke impact op het welzijn en de ontwikkeling van kinderen; 

(b) mogelijke impact op de rechten van kinderen. Denk daarbij onder andere aan de volgende rechten: 

  • recht op non-discriminatie, 
  • recht op vrijheid van informatie, 
  • recht op vrije menings- en gedachtevorming, 
  • vrijheid van vereniging en identiteitsvorming en 
  • recht op spel en ontspanning; 

(c) mogelijke impact op de veiligheid van kinderen. Denk onder meer aan:

  • het waarborgen van de privacy (waaronder ook de vertrouwelijkheid en integriteit van persoonsgegevens en de identiteit van kinderen),
  • de bescherming tegen allerlei vormen van uitbuiting, waaronder commerciële of seksuele uitbuiting en seksueel misbruik,
  • bescherming tegen sociale risico’s, waaronder digitaal pesten en
  • voorkomen van de confrontatie met schadelijke informatie; 

(d) de rol van ouders bij het waarborgen van het belang van het kind, waaronder bij de bescherming tegen potentiële risico’s en bij het ondersteunen van een veilig en vruchtbaar gebruik van de digitale dienst. 

De evaluatie van de factoren wordt voor zover beschikbaar onderbouwd met wetenschappelijk onderzoek. Bovendien worden verwachtingen, inzichten en zienswijzen van kinderen waar mogelijk meegenomen in de evaluatie (zie beginsel 2).

Fase 2: vaststellingsfase 

Op basis van de evaluatie in fase 1 wordt concreet vastgesteld welke organisatorische en technische maatregelen noodzakelijk zijn om het belang van het kind (en daarmee de rechten van kinderen) adequaat te waarborgen bij het ontwerp en aansluitend gebruik van de digitale dienst. Daarbij zijn de volgende vragen mede richtinggevend:

  1. Welke specifieke waarborgen vereisen wet- en regelgeving met het oog op het belang van het kind? 
  2. Welke ontwerpkeuzes zijn het meest in het belang van het kind? Grijp daarbij terug op de uitkomsten van de evaluatiefase. 

De tweede fase is een verantwoordingsfase waarin betrokken partijen concreet laat zien hoe het belang van het kind is geïmplementeerd in de digitale dienst.

Het manipuleren van kinderen (ook in het uitoefenen van hun rechten) op een wijze die slechts of vooral het commerciële belang dient, is niet toegestaan (zie beginsel 8). Een commercieel belang nastreven met een digitale dienst mag, zolang kan worden aangetoond dat het belang van het kind een eerste overweging is wanneer een digitale dienst (mogelijk) een impact heeft op kinderen. De aanbieder zal dus aantoonbaar rekening moeten hebben gehouden met het belang van het kind in een kind-impact assessment zoals hiervoor uiteengezet.

Een kind-impact-assessment (bestaande uit fase 1 en fase 2) is geen eenmalige exercitie, maar dient voortdurend te worden bijgehouden. Het concrete gebruik alsmede de verdere ontwikkeling van de digitale dienst kunnen aanleiding geven tot een aanpassing van de concrete maatregelen of ontwerpkeuzes in het belang van het kind. Soms wordt de impact die een app of game heeft op kinderen namelijk pas duidelijk door hoe hun gebruikers ermee omgaan. Denk bijvoorbeeld aan apps zoals Pokémon Go waarbij kinderen in fysiek in contact komen met gebruikers van allerlei leeftijden. Stel ook bij elke vernieuwde toepassing of update van de digitale dienst opnieuw de vraag of het belang van het kind voorop staat.

Relevante wet- en regelgeving

Kinderrechtenperspectief

De verplichting om rekening te houden met het belang van het kind bij alle activiteiten die een impact hebben op kinderen is te vinden in artikel 3, lid 1 van het VN Verdrag voor de rechten van het kind, 1989 en artikel 24, lid 2 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De implementatie van het belang van het kind vraagt om een concretisering van alle relevante kinderrechten bij het ontwerpen van een digitale dienst met een impact op kinderen. Relevante kinderrechten kunnen zijn: recht op vrijheid van informatie, recht op toegang tot (niet-schadelijke) media, recht op vrije menings- en gedachtevorming, recht op vrijheid van vereniging, recht op privacy en gegevensbescherming, recht op identiteitsvorming, spel en ontspanning, recht op bescherming tegen geweld (inclusief pesten en seksueel misbruik) en tegen economische exploitatie. 

Bij het implementeren van relevante kinderrechten moet een evenwicht worden gevonden tussen de gegevensbeschermingsrechten van kinderen en hun andere rechten, waaronder hun rechten op ontwikkeling (artikel 6 IVRK), vrijheid van meningsuiting en informatie (artikel 13 IVRK)  en vereniging (artikel 15 IVRK). Bovendien moet je rekening houden met de leeftijd van kinderen en hun zich ontwikkelende vermogens (artikel 5 IVRK). Sommige ontwerpkeuzes kunnen in het belang van een 16-jarige zijn maar niet in het belang van een 6-jarige. Bij jongere kinderen kan het gerechtvaardigd zijn om een grotere nadruk op hun beschermingsrechten te leggen, terwijl bij oudere kinderen de vrijheidsrechten belangrijker worden. Speciale aandacht moet er zijn voor het toegankelijk maken van digitale diensten voor kinderen met een fysieke beperking. 

Kinderen vinden het zelf ook belangrijk dat aanbieders van digitale diensten zich in hun belang beter houden aan de rechten die kinderen hebben op basis van het VN Verdrag inzake de Rechten van het Kind 1989. Volgens het Kinderrechtencomité moeten overheden erop toezien dat aanbieders voorkomen dat de veiligheid en het welzijn van kinderen in het gedrang komen door het gebruik van digitale diensten. Aanbieders dienen gedegen onderzoek te doen naar de impact van hun producten en diensten op kinderen en hun onderliggende kind- impact-assessment bekend te maken aan het publiek. 

Gegevensbeschermingsrecht

De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) beoogt onder andere aan het “welzijn van natuurlijke personen” bij te dragen (overweging 2). Het belang van het kind komt echter het meest duidelijk tot uitdrukking in overweging 38 waarin staat dat kinderen specifieke bescherming genieten in het licht van hun fundamentele recht op gegevensbescherming: “Kinderen hebben met betrekking tot hun persoonsgegevens recht op specifieke bescherming, aangezien zij zich allicht minder bewust zijn van de betrokken risico’s, gevolgen en waarborgen en van hun rechten in verband met de verwerking”. 

Ook andere overwegingen in de AVG benadrukken de specifieke bescherming van kinderen: overweging 58 (transparantie van gegevensverwerkingen), overweging 65 (recht op vergetelheid), overweging 71 (geautomatiseerde besluitvorming en profilering), overweging 75 (verwerking van persoonsgegevens van kinderen is risicovol). Deze overwegingen zijn grotendeels nader uitgewerkt in de bepalingen van de AVG. 

Los van het feit of kinderen expliciet worden genoemd in overwegingen of bepalingen van de AVG zal bij gegevensverwerkingen die een impact hebben op kinderen altijd rekening moeten worden gehouden met het belang van het kind. Het belang van het kind-beginsel als ook de AVG werkt door in alle navolgende beginselen in deze code.

Consumentenrecht

Kinderen worden niet altijd specifiek genoemd in het consumentenrecht, maar het belang van het kind-beginsel vereist in het geval van een (vermoedelijke) impact op kinderen dat het consumentenrecht zo wordt uitgelegd dat de ontwikkeling en het welzijn van kinderen in acht worden genomen. 

Een uitzondering in het consumentenrecht waar wel nadrukkelijk rekening wordt gehouden met kinderen is bij de regulering van oneerlijke handelspraktijken (6:193a BW e.v.) (zie beginsel 8). Deze wetgeving beschermt de gemiddelde consument tegen commerciële praktijken die zijn economische gedrag verstoort door bijvoorbeeld misleiding of het uitoefenen van druk . De mate van invloed kan gemeten worden door een fictieve gemiddelde consument als uitgangspunt te nemen. Wanneer een handelspraktijk gericht is op een specifieke groep consumenten, zoals kinderen, wordt het effect van de praktijk beoordeeld vanuit het perspectief van het gemiddelde lid van de groep in kwestie (artikel 6:193a lid 2 BW). Kinderen kunnen in dat verband als bijzonder kwetsbaar worden beschouwd, gezien hun leeftijd en hun specifieke ontwikkeling (artikel 5 IVRK). Wanneer een app of game dus gericht is op kinderen, dan is het gemiddelde kind in de betreffende leeftijdsgroep de maatstaf voor de mate van bescherming. 

Daarnaast moet de aanbieder rekening houden met het gemiddelde lid van de groep waarvan redelijkerwijs kan worden voorzien dat deze bijzonder vatbaar is voor de handelspraktijk of het onderliggende product. Om vast te stellen of een digitale dienst inderdaad rekening dient te houden met kinderen (van een bepaalde leeftijd) moet worden onderzocht in hoeverre de aanbieder redelijkerwijs had kunnen verwachten dat deze praktijk (met name) kwetsbare groepen zou aanspreken of dat deze groepen vanwege hun kwetsbaarheid, waaronder hun mentale of lichamelijke handicap, leeftijd of goedgelovigheid, in het bijzonder vatbaar zijn voor de praktijk. 

Overige wetgeving

Schadelijke audiovisuele content – De Mediawet 2008 beschermt kinderen tegen de confrontatie met schadelijke audiovisuele content via bijvoorbeeld video on demand-diensten. Sinds 2020 moeten ook videoplatforms of social media die worden gebruikt voor het delen van video’s kinderen beschermen tegen schadelijke content, het aanzetten tot haat en geweld en reclame (zie beginsel 9).