De Code voor Kinderrechten is een initiatief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Frank van der Meyden is werkzaam binnen het team publieke waarden, data en AI van het Ministerie. Waarom is de Code volgens hem het meest van belang voor techontwikkelaars en ontwerpers? Zijn missie? Stimuleren van innovatie met nieuwe technologieën en daarbij publieke waarden en mensenrechten borgen en versterken.
Wat was je eerste en/of favoriete technologische apparaat?
De mobiele telefoon! Ik was niet onderdeel van de eerste groep die eraan ging, maar ik was wel vrij snel. En weet je, ik heb er toen helemaal niets mee gedaan. Je was toen vooral bereikbaar, maar volgens mij heeft er helemaal niemand gebeld dat eerste jaar! Het ontwikkelde zich pas later tot iets meer dan bereikbaar zijn. De smartphone gebruik ik nu voor van alles, van bewaarplaats tot navigatiesysteem, en het minste eigenlijk voor bellen!
Wat wens je kinderen toe op het gebied van technologie, vandaag de dag en in de toekomst?
Ik wens ze een veilig omgeving toe. Dat is ook waar dit project op toe wil zien. We weten allemaal hoe snel de veiligheid van kinderen in het gedrang komt. Die veiligheid is natuurlijk op heel veel fronten belangrijk; in de gezinsomgeving, bij ouders, op school, maar ook in het digitale domein.
De ontwikkelingen van technologie gaan zo snel. Wat we nu weten is morgen weer achterhaald. Dat maakt ons vaak reactief. We zijn dan blij met iets, maar denken pas later na over het risico. Het mooi zou zijn als we met zo’n code aan de voorkant zaten, wanneer de technologie nog in kinderschoenen staat. Dat hoop ik, dat techontwikkelaars vanaf dag één kinderen en hun rechten meenemen in dat proces.
Op welke manier heeft het werk van jouw organisatie met kinderen te maken?
Vanuit ons team publieke waarden, data en AI hebben we een programmalijn die ‘bewustwording’ heet. Daarmee willen we bereiken dat mensen en kinderen zich bewust worden van hedendaagse technologieën. Wij willen zorgen voor evenwichtige informatievoorziening. Dus niet alleen inzoomen op hoe fantastisch het is, maar ook op de risico’s.
Daar hebben wij veel in ondernomen. Het begon met een speciale uitgave van Donald Duck over kunstmatige intelligentie en ontwikkelde zich verder via bijvoorbeeld het dilemmaspel ‘Tech Twijfels’. Dat is zowel een online spel als een lesprogramma waarmee we bewustzijn rond technologieën verbeteren en vooral ook de discussie erover starten. De plussen en minnen komen in zo’n spel op tafel en dan kunnen we er beter over praten en mensen helpen om keuzes te maken. De opdracht voor een Kindercode is een volgende stap en we doen ook onderzoeken samen met het Trimbos Instituut naar verleidingstechnieken in games die veel door kinderen worden gespeeld.
Waarom hebben jullie deze primaire doelgroep, van de techontwikkelaars en ontwerpers gekozen?
Wij vinden dat techontwikkelaars moeten weten wat er speelt. Zij staan aan het begin van het ontwerpproces en dienen rekening te houden met kinderen als eindgebruikers. Ik begrijp dat de beginselen en verdienmodellen soms in conflict zijn met elkaar, maar dat is precies waar we het over moeten hebben.
Soms krijg ik de vraag of de beginselen juridisch afdwingbaar zijn. Dat zijn ze niet, de code kan gezien worden als ‘soft law’. Maar de onderliggende wet- en regelgeving, die ook te vinden is in de Code, is dat wel en daaruit zijn de beginselen afgeleid.
In de UK heeft de code een andere status, omdat het door het parlement heen is gegaan. De Code voor Kinderrechten is reeds in kamerbrieven genoemd, maar het is geen garantie dat het daarna de wereld in gaat. De campagne van Waag helpt om de Code meer bekendheid te geven. Wil je de beginselen van de Code omzetten in wet- en regelgeving dan ben je wel lang bezig en moeten we ook het Europese niveau betrekken. Het is zeker een pad dat we gaan verkennen als we met de Code verder willen. Ik denk wel dat we de Code dan actueel moeten houden en kijken hoe het in de praktijk werkt.
Mochten de ondertekenaars een volgende stap willen maken, wat zou die kunnen zijn?
Je zou kunnen denken aan certificering. Dat nagegaan wordt of techontwikkelaars zich eraan gehouden hebben. En je kan dus kijken naar wet- en regelgeving, maar dat is wel een stap moeilijker. Bijvoorbeeld door initiatiefwetgeving van een kamerlid en we hebben sinds kort een vaste Kamercommissie Digitale Zaken [tweedkamer.nl], die bespreken al een aantal zaken, bijvoorbeeld transparantie en algoritmes, maar nogmaals het is belangrijk om dit in Europees verband te doen.
Welke beginselen van de Code voor Kinderrechten zijn voor jou het meest belangrijk of waar heb je de meeste zorgen over?
Het eerste beginsel. We moeten het algemene belang van het kind in de gaten houden. Daar zou je de andere beginselen als een uitwerking van kunnen zien. En daar tegenaan leunt voor mij ook de exploitatie van kinderen. We doen nu ook een onderzoek bij het Trimbos Instituut (waar Simone van der Hof ook aan mee heeft gewerkt), waarin we vragen stellen als ‘in welke hoek zitten de verleidingen voor het kind’? Waar zitten de verdienmodellen voor ontwikkelaars? Dit soort onderzoeken hangen tegen de code aan.
Voor wie is de code nog meer van belang?
Naast de ontwikkelaars, zien we ook ouders en kinderen en natuurlijk beleidsmakers als belangrijke doelgroepen. Iedereen kan er mee aan de slag, maar primair is het voor ontwikkelaars. Het blijkt overigens dat beleidsmakers en techontwikkelaars elkaar soms niet goed begrijpen. Dat we een andere taal praten en dat maakt het moeilijk om in discussie te gaan. Daarom werkt het Trimbos instituut momenteel aan een taxonomie voor beleidsmakers omdat we willen weten van elkaar waar we het over hebben en om de discussie te bevorderen.